Ik ben gereed om op reis te gaan

Mijn grootmoeder voelde pijn op haar borst. Na onderzoek bleek dat haar hart niet goed meer functioneerde. Tijdens de ziekenhuisopname wilde ze niemand bij zich hebben. Ze wilde alleen zijn. De zuster moest op een gegeven moment uit haar kamer weg en moest het licht uitdoen. Toen de zuster terug kwam, was mijn grootmoeder overleden. Ze is gegaan zoals ze was, altijd alleen en op zichzelf.

Mijn moeder was niet bang voor de dood. Omdat ze ernstig ziek was, kwam de predikant om haar het heilig avondmaal te geven. Hij zei tegen haar dat ze er goed uitzag. Mijn moeder reageerde daar niet op en zei tegen hem: ‘Ik ben gereed om op reis te gaan. Ik wacht tot de Heer mij tot zich roept.’ Ze geloofde in het hiernamaals en had de dood aanvaard. Wij zijn christen en behoren tot de Evangelische Broedergemeente ( Herrnhutters). Mijn moeder is in het ziekenhuis overleden. Mijn broer en zussen waren net even weg om thuis wat spullen te halen. Daar kregen ze vanuit het ziekenhuis een telefoontje dat ze was gestorven.

Op zoek naar een paarse stof met een bloemetje

Toen mijn moeder nog leefde, heb ik gevraagd of ik haar mocht aankleden na haar dood. Mijn moeder zei: ‘Als zij het toestaan, vind ik het goed.’ Met ‘zij’ bedoelde ze de aflegvereniging. Een aflegvereniging bestaat uit dienaressen en dienaren van de kerk. Het zijn vaak oudere mensen. Ze zorgen voor alles als iemand overlijdt. Ze wassen het lichaam, zingen en dansen tijdens hun werk en voeren de rituelen uit. Ze staan je bij en geven raad en steun. De aflegverenigingen zijn nu niet meer alleen aan de kerk verbonden. Het is allemaal commerciëler geworden.

We moesten nog stof kopen voor een jurk voor mijn moeder. Ik zal die dag nooit vergeten. Mijn zussen en ik gingen winkel in, winkel uit. Het was heet en stoffig. We hadden niet gegeten. Opeens zagen we alle drie in een winkel een stof liggen, paars met bloemetjes. We keken elkaar aan en zeiden tegelijkertijd: ‘Dit is het.’ Paars was haar lievelingskleur. Mijn moeder had aangegeven dat ze een wikkeljurk wilde. Ik ben naar de modiste gegaan die de jurk moest maken. Mijn moeder wilde ook een speciale hoofddoek om. Ook als je trouwt draag je dat soort hoofddoeken. We noemen het proisi ede. Haar hoofddoek was ook paars.

De dodenwake

De avond voor de begrafenis is de dodenwake. Vroeger duurde de dodenwake bij oudere mensen van 8 uur ’s avonds tot 6 uur in de ochtend. Je mocht pas na 6 uur het sterfhuis verlaten, omdat je anders de kans liep dat je geesten tegen kon komen, die kwaad in de zin konden hebben. Bij de dodenwake worden er tot twaalf uur in de nacht psalmen gezongen en wordt er gebeden in het huis van de overledene. Er wordt gehuild, gelachen, gegeten en gedronken. Meestal wordt er whisky gedronken, bier of limonade. Er wordt speciaal gekookt door de familie en er wordt thee en koffie geschonken. In de achtertuin van het huis wordt voor de overledene een bord klaargezet met voedsel. Men gaat ervan uit dat de overledene nog steeds aanwezig is. Het voedsel wordt aan de dode gegeven, omdat ‘zijn geest nog steeds tussen ons dwarrelt’. Veel psalmen staan tegenwoordig op cd. Als iemand lang ziek is geweest, zoals mijn moeder, zul je altijd horen: ‘Di da ziki ben kon tranga, Masra seni dede kon.’

‘Toen de ziekte ondraaglijk werd, stuurde de Heer de dood om haar/ hem op te halen.’ De dood zegt dan: ‘Broeder, zuster, in het huis des Heren is er plaats voor U.’ Er zijn speciale liederen die bij het overlijden van iemand worden gezongen. Bij jongere mensen zullen het weer andere liederen zijn dan bij ouderen. Bij jongeren gaan mensen vaak ook eerder naar huis. In de districten blijven mensen vaak tot na twaalf uur. Na twaalf uur worden er anekdotes verteld over de overledene, waardoor je weer gaat lachen en je het verdriet vergeet. Je denkt weer terug aan de mooie dingen die je samen hebt meegemaakt. Er zijn altijd wel grappenmakers en goede vertellers bij een dodenwake. De een begint, de ander neemt het over. Vaak zijn het mannen tussen de 25 en 50 jaar die de overledene hebben gekend, die de anekdotes vertellen. Toen mijn moeder nog leefde werden er al veel grappen over haar verteld. Bij de dodenwake worden de verhalen meestal aangedikt.

Prati, het ritueel waarbij men afscheid neemt van de overledene

We mochten erbij zijn nadat de afleggers het voorwerk hadden gedaan. Ik schrok toen ik mijn moeder zag. Haar gezicht was bedekt en ze had een onderjurk aan. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik een dode zag. Je moet afscheid nemen voordat ze in de kist gaat. Alleen de familie mag bij dit afscheid zijn: broers en zussen, kinderen en kleinkinderen. Ik heb toen voor het eerst mijn zoontje zien huilen. Hij had een sterke band met mijn moeder. Het ritueel waarbij we afscheid nemen van de overledene noemen we ‘prati’, letterlijk betekent het ‘van elkaar scheiden’. De doden en levenden worden van elkaar gescheiden. De afleggers vertellen wat je moet doen. Ik moest mijn voorhoofd op het voorhoofd van mijn moeder leggen. Ik weet nog hoe koud haar gezicht was. Mijn zoon moest weer zijn hoofd op mijn hoofd leggen. Daarna werd door de afleggers boven ons hoofd een wit laken in reepjes gescheurd. De afleggers zeggen dan: ‘Hier scheid ik jou van je moeder.’ Het laken, het geheel, staat symbool voor degene die is overleden. Iedereen neemt afscheid en bij iedereen wordt een reepje van de lap witte stof gescheurd.

Aangekleed als een bruid

Na de prati hebben we haar de paarse jurk aangetrokken. Ik vond het vreselijk dat ik haar gezicht niet mocht zien. Ze draaiden haar om. Ik dacht: ze doen haar pijn. Ik had mooie kralen en oorbellen meegenomen en ook rouge om haar op te maken. Ik mocht terwijl zij leefde nooit haar haar vlechten. Alleen mijn zusje mocht dat doen. Ik heb mooie vlechten gemaakt. Terwijl ik zo met haar bezig was, zei ik tegen haar: ‘Nu krijg ik eindelijk de kans, vroeger mocht ik het nooit doen.’ Ik denk dat ze daar echt om gelachen zou hebben. Samen met vrouwen van de aflegvereniging hebben we haar de hoofddoek omgedaan en haar opgemaakt. Terwijl we bezig waren, dansten en zongen de anderen om haar kist. Ik huilde, praatte tegen haar en zei alles wat ik op mijn hart had. Zo kon ik al mijn boosheid en verdriet uiten terwijl ik bij haar was en met haar bezig was. Toen ik klaar was, zei ik tegen haar: ‘Kijk hoe mooi je nu in je kist ligt.’ Ze zou heel tevreden zijn geweest. Ik heb de kam waarmee ik het haar van mijn moeder kamde in de kist gelegd. De kist is opgevuld met oude jurken van mijn moeder.

Waka Boeng

Daarna komen andere mensen afscheid nemen. Ze doen dat door hun hand iets boven of op het hoofd van de overledene te leggen en te zeggen: ‘Waka boeng’, letterlijk ‘loop goed’. ‘Moge het je goed gaan in het hiernamaals.’ Iedereen kan dan nog alles zeggen wat hij op zijn hart heeft. Je huilt, je schreeuwt, je grijpt haar vast, omhelst haar of zingt een lied. Ik stond aan haar hoofdeinde en zong een lied met een lach op mijn gezicht en met een krans in mijn hand en ik dacht: het is goed zo.

Terug naar haar district

Mijn moeder is vervoerd naar haar geboortedistrict. We hadden boekjes laten maken met liederen. In de auto hebben we gezongen tot aan het ouderlijk huis, 150 km verder. Toen we aankwamen, zei ik lachend tegen de mensen die wachtten: ‘Ze komt eraan en ze ziet er prachtig uit.’ We hebben ons snel omgekleed in het wit. Wit is een teken van diepe rouw. Ik had een witte doek om mijn hoofd en droeg een witte omslagdoek (panji). Mijn grootvader had gezegd dat hij wilde dat we zo gekleed zouden zijn bij zijn begrafenis. De mannen en jongens hadden witte overhemden aan en zwarte broeken. Bij mijn moeder deden we hetzelfde. Ik heb acht dagen in het wit gelopen met mijn hoofddoek om. Na acht dagen ga je het combineren, kleed je je in het wit en zwart. Na zes weken ga je het afbouwen: draag je eerst grijs, dan blauw en dan paars. Men zegt dan dat je uit de rouw gaat.

Zingend, dansend en huilend hebben we afscheid genomen

Buiten op het erf stond een grote tent. Onder de tent stonden schragen waar de kist op kon staan en waar ze werd opgebaard. De afleggers van het district nemen het dan over van de afleggers uit Paramaribo. Voor ze de kist openen, kloppen ze eerst drie keer op de kist. Ze doen dit uit eerbied en respect voor de overledene. Daarna kijken ze of de overledene nog goed ligt. Alle aanwezigen zitten om de kist. Als je gelovig bent, is de dominee erbij. De dominee was er bij ons. Hij begeleidde mijn moeder samen met alle anderen naar haar laatste rustplaats en hield een dienst. In de dienst vertelde hij over het leven van mijn moeder en over al haar goede eigenschappen. Voor de dienst werd er weer door iedereen gezongen (psalmen). Na de dienst wordt er definitief afscheid genomen. Eerst door de kinderen, dan door familie en de anderen. Iedereen huilt, praat en vraagt om bescherming. Wat vaak gezegd wordt door nabestaanden is: ‘Wij zijn nog in het licht, jij bent in het donker. Het kan zijn dat je bepaalde dingen ziet, gevaar ziet voor mij. Wil je dat dan kenbaar maken en me beschermen en steunen?’ Anderen nemen weer afscheid met de woorden ‘waka boeng’, of zeggen ook wel ‘rust zacht’. Toen iedereen afscheid had genomen, gingen de afleggers samen met de kinderen en familie om de kist staan. Wij omhelsden elkaar en dansten om de kist heen. Zingend, dansend en huilend hebben we afscheid genomen. Dan komt het moment dat het deksel op de kist gaat. Het deksel wordt drie keer opgetild en daarna op de kist gelegd. Dan is het echt voorbij, wordt het afgesloten.

Mijn moeder nam afscheid van haar huis en van haar erf

Mijn moeder heeft daarna afscheid genomen van haar huis. Sterke dragers hebben zingend en dansend de kist een paar keer om haar huis gedragen. Zo heeft ze afscheid genomen van haar huis en haar erf. De kinderen liepen er dansend achteraan.  Er was een pick-up auto gehuurd waarin de band van het district zat: een saxofonist, een trompettist en een drummer. Mijn moeder hield veel van muziek. Ze zeggen bij ons: je gaat zoals je was. Wij liepen achter de auto aan. Zingend en dansend, naar het graf.

Op de begraafplaats huilde niemand meer. Je voelde berusting, een gevoel van ‘het is goed zo’. De kinderen hebben geld bij elkaar gebracht voor een kelder. Ze is in een kelder begraven. De kelder is blauw geschilderd. We hoefden er geen zand op te gooien. Er ging gewoon een deksel overheen.

Op haar grafsteen staat een spreuk uit de bijbel.

Christus, zoon van de levende God.
Gij hebt de macht van het duister doorboord
tot in het diepste van de dood.

Daaronder staat

Sribi switi lobi mama
Slaap zacht lieve mama
Nanga grana mama
en grootmoeder

Met een glimlach op mijn gezicht, denk ik aan haar afscheid terug.

Lees meer over een Creoolse uitvaart.