Toen het gebeurde
Vinh: ‘Het was in het weekend van maart 1991. Het was avond. Ik was op mijn kamer en opeens hoorde ik beneden allemaal mensen huilen en schreeuwen. Opeens stond er een kennis van ons in mijn kamer die zei: ‘Je vader is overleden.’ Ik keek hem aan en dacht dat het een grap was. Maar, hij huilde en beneden huilden ook mensen, dus ik dacht dat het misschien toch wel waar was. Maar, ik ben het pas gaan geloven toen ik mijn vader zag. De begrafenisceremonie begon bij ons thuis. Er werd wierook aangestoken en een monnik zei gebeden. Kinderen die er waren, waren in het wit gekleed. We hebben de ceremonie voortgezet in het rouwcentrum. Daar was mijn vader opgebaard. Ik heb mijn vader nog wel gezien, maar het was net een pop die in een kist lag. Er is in het Vietnamees nog wel wat over mijn vader gezegd, maar dat begrepen we niet goed omdat we de taal niet goed verstaan. Vanuit het rouwcentrum zijn we naar de begraafplaats gelopen. Ik moest als oudste zoon voorop lopen met de foto van mijn vader in mijn hand. De rest kwam er achter aan. Bij herdenkingengaan we nog steeds naar het graf. We branden dan wierook en offeren voedsel. In de huiskamer is in een vitrinekast een altaar gemaakt.
Verschil met begafenissen van Nederlanders
Op de begrafenis van mijn vader kwamen ook Nederlanders. Ze condoleerden ons, maar ze spraken op een ander niveau. Ik ben ook wel eens naar een Nederlandse begrafenis geweest en ik heb ook op televisie wel gezien hoe het gaat bij Nederlandse begrafenissen. Een Nederlands begrafenis vind ik kouder, men ziet een overlijden meer als een verlies. Zo zag ik het eerst ook, maar toen ben ik boeken gaan lezen over het boeddhisme en toen zag ik dat ik de dood van mijn vader ook kon zien als een bevrijding van de geest van mijn vader. Mijn zusje van 18, gelooft dat haar vader is gereïncarneerd en verder leeft. Ze voelt haar culturele achtergrond als een kracht. Na de begrafenis van mijn vader moesten we een jaar lang een rouwband dragen en daarna nog twee jaar een ander lapje als teken van rouw. Misschien dat het omgaan met het verdriet makkelijker voor ons zou zijn geweest als we nog in Vietnam woonden. Daar is sprake van een wij- cultuur en zouden we misschien meer steunhebben gehad.
Veranderingen in het gezin na het overlijden van mijn vader
We hebben weinig familie in Nederland en we willen niet meer zoveel met andere Vietnamezen te maken hebben, omdat ze er ook niet waren na het overlijden. Er werd veel geroddeld over ons. Missschien komt dat omdat ze uit een ander deel van Vietnam kwamen dan wij. Ik heb als oudste zoon de vaderrol op me genomen. Ik was toen 13 jaar. Mijn moeder en anderen zeiden tegen me dat ik nu de man in huis was. Ik probeerde de verantwoordelijkheid wel op me te nemen. Van jongs af aan had ik al de financiële verantwoordelijkheid. In die tijd was de band met mijn moeder niet echt goed. Ze gaf me overal de schuld van en ik ging omdat ik in de puberteit zat me tegen haar afzetten. Het overlijden van mijn vader heeft wel de band met mijn andere broer en zus versterkt. We praten samen ook over mijn vader. De laatste tijd praten we er ook met onze moeder meer over. Ik ben nu op een leeftijd dat ik wil weten wie mijn vader was.
Ik vind wel dat ik er beter mee heb leren omgaan naarmate de tijd verstrijkt, maar je vergeet het nooit.
Advies
Kinderen hebben heel veel steun nodig. Ouders of andere volwassenen moeten er over praten en laten merken dat er iemand voor hen is. Kinderboeken over dit onderwerp kunnen leiden tot herkenning van hun situatie en herkenning van gevoelens. Zelf hebben we ons niet gesteund gevoeld. Ik heb geen steun gekregen, ik heb het alleen moeten redden. Op een gegeven moment was ik nauwelijks meer thuis, daar was het toch niet leuk. Ik was altijd op straat met vrienden, school interesseerde me niet. Sommige vrienden wisten het wel, maar die hadden het er niet over. Mensen zijn vaak bang iets verkeers te zeggen. Ze weten niet wat ze moeten doen en doen dan maar niets. Leerkrachten moeten kinderen meer steun geven. In het begin het even laten rusten, maar later naar het kind toegaan en vragen hoe het met de familie is en hoe het met hem is. Leerkrachten kunnen ook vragen of het kind er over wil praten en vragen wat zij kunnen doen. Ze kunnen ook met de overgebleven oudercontact opnemen en daar eens mee praten.
Waarom heb je meegedaan aan dit interview?
Vinh: ‘Om andere kinderen en jongeren die zoiets meemaken te helpen en om het voor mezelf af te sluiten.’