Op de ‘Craft Market’ aan de Surinamerivier in Paramaribo ontmoet ik Ingi. Hij verkoopt kettingen, panji’s (lendedoeken) en etherische olieën. Hij is een Warrau Indiaan en komt uit Brits Guyana.  Zijn Indiaanse naam is Awaru. Hij is een mix van verschillende rassen en geloven. Zijn vader is Indiaan en zijn moeder is van Portugees-Joodse afkomst. Zijn oma was half Indiaan en zijn opa Belgisch-Joods. Ingi woont al 48 jaar in Nederland en is trouw aan zijn Surinaamse roots. Ingi vertelt me over gidsen en goden, zijn geloof in reïncarnatie, en zijn respect voor de natuur.

Over gidsen en goden 

Ingi vertelt dat hij in goden en geesten gelooft. Goden worden door hem gezien als gidsen. Er zijn goden van de aarde, het water en de lucht. De godin van de aarde is ‘mama aisa’. Ze wordt gesymboliseerd door een slang. De godin van het water is mama watra en zij wordt gesymboliseerd door een zeemeermin. De bosgod (kanta-masi) is volgens Ingi de enige God die uit Suriname komt. De bosgod woont diep in het bos. Ingi: ‘Je herkent de plek waar hij woont omdat er een soort schuim hangt aan de boom waar hij woont of is geweest. Als je geen respect toont voor het bos, er zomaar plast, spuugt, of rommel achterlaat, kan hij je meenemen. Je verdwijnt gewoon, kiest bijvoorbeeld een ander pad dan de anderen en komt nooit meer uit het bos’. Ingi vertelt dat het merendeel van de spirituele goden in Suriname uit Afrika  komt en is meegenomen in de slaventijd. Een uitzondering vormt ‘mama watra’. Mama watra  komt uit Zuid-Amerika en behoort bij de Indianen. 

Als Ingi over ‘mama watra’ vertelt, klinkt opeens aan de overkant van de weg het lied van watra ingi (waterindiaan). ‘Mi na wang watra indji, te me kon a liba…’ ‘Als ik aan de kant sta, begint het water te dansen’ Ingi: ‘Mama watra pakt je gewoon. Je zwemt en bent weg. Zij neemt je als haar kind op in haar koninkrijk. Mama watra neemt je op uit liefde. 

De bosgeest straft je omdat je hem hebt gekrenkt.’Ingi wijst terwijl hij praat op een vlinder die tegen een van de doeken hangt van zijn kraampje. Het is een zwarte vlinder. Volgens hem een voorbode van de dood. Hij laat me een bericht zien dat hij die ochtend uit Nederland kreeg over het overlijden van een bekende musicus. Wat is toeval. Ondertussen krijg ik wat rum van hem terwijl hij doorpraat en vertelt over Leba. Leba is de gids die met een bezem (de prasarasibi) de weg schoonmaakt voor de andere gidsen. Hij spreekt alle talen en wordt gesymboliseerd door lange lapjes stof in verschillende kleuren. De lapjes stof hangen in het kraampje van Ingi. 

Apuku is een winti

Dan vertelt hij over Apuku. Apuku is een winti en is een grote zwarte Afrikaanse man die bezit kan nemen van een vrouw. De Apuku komt niet voor bij Javanen en Inheemsen, maar wel bij Surinamers van Afrikaanse afkomst. De geest houdt van de vrouw. Als de man van een vrouw vreemd gaat dan vertelt de Apuku dat aan de vrouw die precies weet waar haar man is. De Apuku kan de man straffen en kan de oorzaak zijn van hevige conflicten waardoor een relatie kan worden verbroken. Als een man echt van zijn vrouw houdt, kan hij het op een accoordje gooien met de Apuku. Hij kan de geest niet verdrijven, maar wel zover krijgen dat hij hem accepteert. Hij  kan dat doen door voor de geest een wit bord te kopen, panji’s, pimba en bruin bier en uit te leggen: Ik houd van die vrouw en ik zal niet meer vreemd gaan. Volgens Ingi zijn er in Suriname veel alleenstaande vrouwen die door Apuku worden bezeten. 

Gidsen die veel voorkomen bij Indianen

Ook Ingi heeft gidsen waar hij door wordt geleid. Hij noemt ze niet omdat anderen als ze dit weten de gidsen kunnen blokkeren. Hij noemt wel een paar gidsen die veel voorkomen bij Indianen. Dat zijn: de kapitein indiaan, watra ingi (de waterindiaan), de bosindiaan, kromanti, de winti van de lucht gesymboliseerd door een adelaar en papa winti. Papa winti is de enige slang (fudu) die samen met de indiaan loopt. Ook daarvan heeft Ingi in zijn stalletje een afbeelding. Ingi: ‘Papa winti is een grote slang. Hij bijt je niet. Hij laat zich zien op je erf als je dat onrein maakt. Dat kan je doen door bijvoorbeeld peper op je erf te gooien of sop. Als je hem ziet, moet je weten dat het een teken is en dat het zijn grond is. Je krijgt een waarschuwing dat je zijn erf niet ‘onrein’ moet maken. Je kan het negeren en het nog een keer doen. Hij zal je niet bijten. Maar je hebt grote kans dat als je in de auto zit, je op een kruising een slang zult zien. Je zult schrikken en een ongeluk krijgen. Dat is je straf. De les is: heb respect voor moeder aarde’.

Zelf zal Ingi voordat hij drinkt uit respect voor moeder aarde eerst een paar druppels water, bier, rum of cognac op de grond sprenkelen. Hij geeft moeder aarde ook eten. Achter in zijn kraampje heeft hij een bord staan met eten voor de grote geesten. Ook als hij gaat baden in de rivier zal hij nooit zoals de meeste Nederlanders zomaar in het water springen. Hij vangt eerst het water op in de kom van zijn handen en zegt: ‘Ik groet u en ik wil u danken dat ik vandaag kan genieten van het mooie water.’ Dan giet hij het water over zijn gezicht en daarna gaat hij pas het water in. 

Vanaf je geboorte zijn al die geesten in je lichaam aanwezig

Ingi: ‘Vanaf je geboorte zijn al die geesten in je lichaam aanwezig. Ze verdwijnen nooit. Ze zijn bij je en we moeten goed voor hen zorgen. Dan doen zij dat ook voor ons. We praten met alle respect over hen.’ Terwijl hij dit zegt, zegt hij fluisterend dat ze nu ook om ons heen zijn en alles kunnen volgen en dat hij dat daarom zegt. Hij vertelt dat winti’s hun voorkeur hebben voor speciale drank. De bosindiaan houdt van cognac. Aisa houdt van jenever, Ampuku houdt van zwart bier en pimba (witte aarde) en de Indiaan houdt van kassiri, rode stroop en sweet sopie. Ingi: ‘Je moet al die drankjes die bij je gids horen in huis hebben. Als de Indiaan op bezoek is, voel je dat je kassiri (gemaakt van cassave) moet drinken en uit respect ook wat in een glas moet doen voor je gids. Als je de goede geesten niet goed onderhoudt en hen verwaarloosd, geeft hij je symptomen van ziekte. Je krijgt seinen. Ze zeggen: ‘Ik begeleid je de hele dag en wat doe je voor mij?’ Indianen gaan niet snel naar een dokter als ze pijn hebben. De dokter lost niets op. We gaan naar een pyaiman of sjamaan, een indiaanse helderziende. Zij hebben een grote kracht in zich. Ze kunnen bezweringsrituelen uitvoeren door tabaksrook uit te blazen en kunnen hulpgeesten oproepen om iemand in bescherming te nemen. Om mensen te genezen gebruiken ze medicinale planten uit het regenwoud. Als ze zouden willen zouden ze hier een sigaar kunnen roken waar ze in Nederland een huis door in brand kunnen zetten. ‘Maar’.. zegt hij: ‘Ze mogen hun krachten alleen aanwenden voor positieve doeleinden.’ 

De doden blijven altijd bij je

Ingi gelooft dat als je dood gaat je ziel blijft voortleven.Volgens hem blijft de ziel zeker zo’n twintig tot veertig jaar op aarde zweven voordat hij /zij een engel wordt. De zielen hier op aarde hebben volgens hem nog een missie. Ze vangen de doden op en ze worden yorka’s. Vaak strekken mensen als ze sterven hun armen uit naar degenen die hen opwachten. De geest van degene die is overleden is altijd bij je. Als je niet goed geleefd hebt, ga je terug, mag je het overdoen. Ingi: ‘Ik geloof in reïncarnatie. Het leven is een cirkel. Alles wat er was, komt terug. Je ziet dat in in de mode en in de muziek. In Suriname komt het vaak voor dat kinderen zeggen: ‘He, die straat heet…’ en dan noemen ze de naam van de straat terwijl ze er nog nooit in dit leven zijn geweest. Ook hoor je vaak zeggen: ‘Dit kind lijkt sprekend op’.. en dan wordt de naam van een oom of tante genoemd. Als een kind vlak na de dood van iemand in de familie wordt geboren, gelooft men dat het een reïncarnatie is van de overleden persoon. Als een baby of klein kind maar kort leven, dan moeten ze hier op aarde nog iets afmaken voordat ze een engel worden. Vergeet niet, alle doden worden op het laatst engelen. Een engel is een Godsbewaarder. Ze zijn altijd om je heen. Net als beschermengelen. Als dingen ‘moeten’ gebeuren, moet je het accepteren. Het heeft meestal een reden. Stel je krijgt een lekke band. Dat is nooit leuk. Maar, het kan zijn dat je dan juist door je gidsen wordt beschermd, waardoor je misschien ontsnapt aan een groter ongeluk.’

Als ik wegga lopen we samen nog even naar het stalletje aan de andere kant van de weg om de cd te kopen van mama watra. De cd wordt opgezet en Ingi zingt de eerste regel mee. Als de muziek aanzwelt gaat hij dansen, meebewegen. Verder op de stoep staat een Indiaan die  schoenen aan het repareren is en een paar anderen die bier aan het drinken zijn. Ze horen de muziek, kijken elkaar aan en zingen en dansen en gebaren naar elkaar. Op hun gezicht is een herkenning te lezen, een gelukzaligheid. ‘Dat ontroert me zo’, zegt Ingi. Hij neemt me mee naar hen toe en we geven elkaar een brasa. Mama watra heeft ons voor even verbonden.  

Ingi wijst me er tijdens zijn verhaal voortdurend op dat ik ook op internet informatie kan vinden over winti. Dat hij misschien niet alles volledig vertelt en het een heel ingewikkelde materie is. Hij mag ook niet alles vertellen. In Paramaribo koop ik in een boekwinkel een boek van Henri Stephen over winti. Hij is de expert op dit gebied. Door Ingi is mijn nieuwsgierigheid gegroeid. Door zijn ogen heb ik een tip gezien van een andere wereld. Een wereld  waarin wij westerlingen weer leren respect te hebben voor de natuur en de Goden

* Ingi gebruikt in zijn hele verhaal de term Indiaan en niet Inheems. Ik heb me gehouden aan zijn spreektaal.