Het is zondag en het is dan stil in Paramaribo. De markt is gesloten, de winkels zijn dicht en alleen vroeg in de ochtend kun je naar de vogeltjesmarkt op het Onafhankelijkheidsplein. Ik besluit naar de kerk te gaan en neem me voor dat het elke keer een andere kerk moet zijn. Ik vind het prachtig om te zien hoe mensen hun godsdienst beleven en ook voor mezelf is het zijn in een kerk een moment van stilstaan. Ik realiseer me dat ik, wil ik dit voornemen waar maken de komende jaren moet terugkomen omdat er hoe langer hoe meer kerken bijkomen en soms ook aan huis kerkdiensten worden gehouden. Ik besluit naar een kerk van de Evangelische Broedergemeente te gaan (EBG). In de buurt van de Chinese markt is een kerk van de EBG. Ik ga er lopend naar toe, kom langs de Palmentuin en niet ver daarvandaan is de Chinese markt en vind ik in een zijstraat de kerk. De dienst is al begonnen en een vrouw wijst me een plek. De kerk is vol en de voorganger houdt een preek over verlamden die genezing vinden en bedroefden. Heel toepasselijk want ook ik voel me op de een of andere manier bedroefd en hoop uit de woorden van de preek een boodschap te halen die troost geeft en waar ik mee verder kan.


De preek wordt in het Javaans en in het Nederlands gesproken en er wordt kort gezongen. Beelden komen naar boven van de koptische kerk in Cairo waar ik zag en begreep hoe belangrijk de kerk voor veel vrouwen is om even bij te komen van al het harde werken. Ik zag de een slapen en de ander geeuwen. Dat gebeurt er dus met me als ik in een kerk zit. Dan komt er veel naar boven. Soms ook dus het verdriet. 
Na afloop van de dienst blijf ik nog even zitten en komt de voorganger op me af die me voorstelt aan broeder Arnold Mingoen.
Hij vertelt dat er een opleving is van de Pentacostale kerk (vrije kerk) waaronder het Volle Evangelie. Het gaat om kerken met charismatische leiders die met hun muziek en boodschap met name jongeren bereiken. Maar de echte boodschap van het Evangelie wordt volgens broeder Arnold niet overgedragen. Dat gebeurt wel in de Evangelische Broedergemeente. Daar is het woord belangrijk. De kerk van de broeder heet dan ook : ‘Doeta wadjana’, ‘ambassadeur van het woord’.
Hij vraagt me ook wat ik kom doen en of ik geloof. Ik vertel hem dat ik bezig ben met een project rouw en verlies in Suriname en dat ik zelf veel mensen heb verloren. Terwijl ik dit zeg, komt het verdriet naar boven en kan ik het huilen niet stoppen. Ik weet niet wat me overkomt. Ik zoek een zakdoek, kan hem niet vinden en krijg van hem een zakdoek waar ik mijn neus in kan snuiten. Hij vraagt of hij met me mag bidden en ik vind het allemaal goed. Hij legt een hand op mijn schouder en ik zie uit mijn ooghoek dat hij zijn ogen sluit en bidt en vraagt aan de Heer of hij mij wil helpen. Dat ontroert me nog meer. Toch kan ik niet helemaal opgaan in het gebed en ben ik me erg bewust van de situatie. ‘Ze zouden me hier moeten zien zitten’, denk ik ondertussen en ook ‘wat bijzonder dat dit gebeurt.’
Als de broeder klaar is met zijn gebed zijn mijn tranen gedroogd. Hij zegt dat ik me niet alleen hoef te voelen, dat God altijd bij me is.


Hij vraagt me of hij me kan afzetten bij mijn hotel, maar ik loop liever terug. Als ik buiten loop vraagt iemand of ik alleen ben en nu weet ik het antwoord dat ik deze reis bij iedereen die me dit vraagt, geef: ‘Nee, God is met mij’. En het voelt goed. Daar hebben mensen niet direct een antwoord op. Misschien was dat wel de boodschap die ik nodig had. Daar kan ik mee verder.
De zakdoek heb ik meegenomen.

Ineke Wienese