Yalda uit Afghanistan
‘Mijn moeder kon er niet bij zijn toen haar eigen moeder in Afghanistan overleed. Sindsdien is ze depressief en wil ze ook zelf dood. In haar ogen zie ik dat ze eigenlijk al dood is. Met mij gaat het wel goed, maar dat komt omdat ik uit huis ben gegaan. Ik wil mijn moeder wel helpen, maar ik weet niet goed hoe.’

Amadu uit Sierra Leone
‘Mijn vader is vermoord, we hebben hem nooit meer gezien, nooit afscheid kunnen nemen. Ik voel me somber en ik heb overal in mijn lichaam pijn. Ik heb hulp nodig, maar durf dat niet te vragen. Ik weet ook niet wie me zou kunnen helpen, want ik ga nu ook niet meer naar school en ik heb geen werk. De enige op wie ik vertrouw is Allah.’

Lou Mina uit Iran
’Ik woon hier in Nederland, maar mijn familie is verspreid over de hele wereld. Afgelopen jaar zijn veel mensen uit mijn familie overleden die mij heel dierbaar zijn. Door de afstand heb ik geen echt afscheid van ze kunnen nemen. Als iemand vlakbij woont heb je het al moeilijk genoeg met de begrafenis/crematie en het zien van iemand die dood is. Maar als je het niet meemaakt van dichtbij weet je in je achterhoofd dat iemand dood is en toch denk je dat je zo weer die mensen kan zien als je maar teruggaat.
Op mijn eigen manier heb ik dit in mijn leven een plaats gegeven. Mijn oma is overleden en ik draag haar ring om mijn vinger. Dat ik geen afscheid heb kunnen nemen van haar moet ik nemen voor wat het is. En zo hoor ik wel meer van mensen om mij heen van andere culturen dat ze het daar ook moeilijk mee hebben. Het kan frustrerend zijn, naast alle pijn die de dood van iemand al met zich meebrengt.’

Edsel Maars en Sharine de Windt vertellen over afscheidsrituelen

Afscheid in de duinen 


Edsel Maars, is hulpverlener geweest in een opvangcentra voor asielzoekers. Met jongeren die geen afscheid hebben kunnen nemen van ouders of familieleden bedenkt hij afscheidsrituelen die aansluiten bij hun achtergrond. Hij vertelt in ‘Afscheid in de duinen’ hoe hij samen met een Afrikaanse jongen afscheidsrituelen heeft uitgevoerd in de duinen.

Soms vraag ik of ze een voorwerp dat ze nog van hun ouders hebben, willen gebruiken bij een afscheidsritueel van hun ouders. Dan stel ik voor om met vrienden of alleen een afscheidsbede te houden voor hun ouders. De meeste alleenstaande minderjarige asielzoekers hebben een sterk religieus besef. Dan geef ik wierook of een kaarsje mee. Dat is vaak al heel belangrijk: een kaars aandoen en uitdoen. Soms doe ik zelf ook wel eens een voorstel. Dan mag de jongere zelf het moment van afscheid nemen uitkiezen.

Bij een Afrikaanse jongen bijvoorbeeld heb ik gevraagd of hij nog afscheid wilde nemen van zijn ouders. Ik wist dat hij katholiek was, dus dan weet je al dat een kruis, een kist en een begrafenis heel belangrijk zijn. Dat bleek ook zo. Hij vertelde dat hij het erg vond dat hij de begrafenis van zijn ouders niet had kunnen meemaken. Ik zei tegen hem dat als hij dat wilde, hij zijn ouders alsnog zou kunnen begraven en zei: ‘Kijk, ze zijn natuurlijk al dood, je kunt ze niet echt begraven, maar je ouders zouden willen (en dan ga ik een beetje op de stoel van God zitten) dat je hen met alle eerbied en respect laat weten dat je hun fysieke leven hier op aarde nu symbolisch laat beëindigen, zodat zij rust krijgen en zodat jij rust zal krijgen. Jij wilt dat, je ouders zullen dat ook willen.’ Kijk, dan ga ik weer de link leggen naar zijn ouders, zodat er weer een soort herstel kan plaats vinden in de rust die elk kind met zijn ouders heeft. Jongeren hebben het gevoel dat ze het niet alleen voor zichzelf doen, maar ook voor hen. De jongen was gevoelig voor dit voorstel. Hij had er ook zelf over nagedacht. Dus ik stelde voor een kruis te maken, dat heeft hij gedaan en hij heeft het beschilderd en er namen opgeschreven. Ik heb een klein kistje geregeld, daar heeft hij tekeningen en briefjes ingedaan en ik heb hem gevraagd of hij het prettig vond een tekening van elk gezinslid dat overleden was in de kist te stoppen, zodat hij het gevoel zou krijgen ‘ik stop ze in de kist in de aarde’. Dat was heel intens.

We hebben het afscheidsritueel uitgevoerd in de duinen. Daar zijn we van tevoren gaan kijken en later is hij er nog een keer zelf naar toe gegaan om te kijken of hij een mooie plek zou vinden. Daarna zijn we samen gegaan en hebben de begrafenis uitgevoerd. Ik vond dat ik ook een bijdrage moest leveren. Ik had een kaarsje bij me en had een lied in mijn hoofd dat ik wilde zingen. Ik heb hem gevraagd nog iets te zeggen en gevraagd of hij iemand wilde meenemen. Dat wilde hij wel. Het was een leeftijdsgenoot uit het centrum. Ik heb er foto’s gemaakt, ook van de route, zodat hij er op terug kan kijken. Ik wilde er foto’s van maken, want als hij in het oosten van het land terecht komt, kan hij niet zomaar teruggaan, maar je kunt wel die foto’s in een boek plakken, aan de muur hangen of bij een kaarsje zetten.’

We geven namen aan de doosjes


Sharine de Windt is geboren in Curaçao en heeft daar gewerkt als psychiatrisch verpleegkundige. Na het overlijden van haar man is ze naar Nederland gekomen. Ze werkt nu in een centrum voor psychosociale hulpverlening. In ‘We geven namen aan de doosjes’ vertelt ze hoe ze jongeren begeleidt bij hun rouwproces.

Jongeren moeten leren stilstaan bij hun verdriet en dat leren accepteren. Ik werk veel met muziek en met schilderen. Ik laat bijvoorbeeld trommels beschilderen en er wordt trommelles gegeven. Daarbij wordt er ook gepraat. Het is belangrijk dat er ook over leuke herinneringen wordt gepraat. Ik heb het vaak over de levenslijn. Die loopt niet mooi recht, maar is voor ieder mens gevuld met putjes en heuvels. Ik leer jongeren dat er na de put een heuvel komt.
Je moet er tegen op klimmen, maar als je boven komt kan je van het uitzicht genieten, kun je achterom kijken en weer vooruit.

Ik vraag vaak wat ze in hun rugzak nodig hebben om verder te kunnen gaan en wat ze er uit zouden willen gooien. Ook vraag ik vaak wie hen op hun tocht zou kunnen vergezellen. Soms is dat een wijze oude man die raad geeft. Die missen ze vaak.
Hier in het Centrum staan allemaal Afrikaanse beelden van moeders, vaders en families. Die gebruik ik ook. Als jongeren geen afscheid hebben kunnen nemen van hun ouders, symboliseren we dit door gevoelens en gedachten op te laten schrijven en in doosjes te doen die we namen hebben gegeven, zoals: eenzaamheid, verdriet e.d. Hier kan je ook gedichtjes in stoppen. Nare ervaringen schrijven we dus op of laten we uitbeelden en daarna verbranden we de nare ervaringen in een speciaal daarvoor bestemde pot. Ook gaan we regelmatig naar buiten, maken muziek of strooien bloemen in de vijver.

Uit: ‘Met de dood in het hart’ van Maartje Goudriaan.