Bij migratie naar Nederland kunnen verschillen met de dominante cultuur manifest worden en problemen geven. In dit artikel worden de verschillen aangegeven in het omgaan met de dood en rouwbeleving in niet-westerse culturen en westerse culturen en wordt aangegeven waar jongeren die in Nederland zijn opgegroeid en van wie de ouders uit niet westerse- culturen komen tegen aan lopen.
Verschillen met de dominante cultuur
Verschillen kunnen te maken hebben met: verschillen in opvattingen over het huwelijk, de rol van de vrouw en van de man, het geloof, de taal, verschil in opvatting over de opvoeding van kinderen, verschillen in het uiten van emoties en de manier en stijl van communiceren met elkaar: verbaal of meer non-verbaal, rationeel of expressief, direct of meer indirect, afstandelijk of juist warm en betrokken, stoïcijns of juist emotioneel, ontkennend of boos.
Daarnaast kunnen er verschillen zijn met de dominante cultuur in opvattingen over leven en dood. Rouwrituelen voor de doden en de nabestaanden kunnen bijvoorbeeld niet altijd meer worden uitgevoerd, omdat men zich moet houden aan de regels en voorschriften van het land waar men zich heeft gevestigd.
Westerse en niet-westerse culturen
In de westerse wereld is het individu belangrijk. In niet-westerse culturen is de groep belangrijk. Het wij-gevoel overheerst. De hiërarchie speelt een belangrijke rol, de naam van de familie, eer en schande. Er is ook een verschil in beleving van tijd tussen mensen uit verschillende culturen. De een wordt geleid door het verleden, de ander door het heden en weer een ander door de toekomst.
Hieronder volgt een globaal overzicht van relatieve verschillen in het omgaan met de dood en rouwbeleving in niet-westerse culturen en westerse culturen:
– In niet- westerse culturen worden de termen rouw, rouwproces, rouwverwerking en stervensbegeleiding niet gebruikt.
– In niet-westerse culturen is de dood veel meer gekoppeld aan geloof of bijgeloof dan in westerse culturen.
– Wanneer iemand plotseling overlijdt en de oorzaak niet bekend is gelooft men in verschillende niet-westerse culturen (o.a sommige landen in Afrika) dat er sprake kan zijn van hekserij of van tovenarij.
– Het uitspreken van het woord dood en van de naam van de dode kan in sommige niet-westerse culturen een taboe zijn omdat je daarmee de dood oproept.
– De doden blijven als voor-ouder een belangrijke rol spelen in het leven van levenden en worden bij belangrijke beslissingen geraadpleegd.
– Men gelooft dat door bidden en offeren het lot van de overledene positief beïnvloedt kan worden.
– Doden hebben nog veel macht. Ze kunnen straffen als levenden nalaten het verschuldigde te offeren. Ze kunnen zorgen voor een slechte oogst, voor onvruchtbaarheid, ziekte, hongersnood en dood. Maar ook zegeningen kunnen via hen naar de levenden vloeien. In China worden papieren huizen, draagstoelen, auto’s, namaakgeld en gebruiksvoorwerpen meegegeven op de weg naar de andere wereld. Men hoopt daardoor de geesten en goden tevreden te stellen.
– Als rituelen niet volgens de regels worden uitgevoerd is er vaak een angst dat de dode wraak komt nemen of in dromen laat weten wat er nog moet gebeuren. Er is de verwachting dat rituele handelingen het lot van de dode beinvloeden.
– Rouwrituelen zijn niet alleen bedoeld voor de dode maar ook voor de nabestaande en lopen parallel. De beperkingen in activiteiten voor levenden of afzonderingsrituelen worden gekoppeld aan het voorgeborgte: een plek waarin de doden nog in de war zijn en ongelukkig.
– Er is sprake van een variëteit in gevoelens: verontwaardiging (bij geloof in hekserij), kleren scheuren (Joden), tranen van vreugde en zingen bij verdriet (Kameroen).
– Rouw is gebonden aan leeftijd. Bij oudere mensen wordt het leven gevierd dat nu volbracht is (Ghana).
– Reacties op het overlijden worden vaak lichamelijk geuit en in rituelen en niet zozeer in woorden.
– Verdriet is vaak verbonden met herrie, veel geluid, beweging, inschakelen van schertspartners, travestieten (Afrika, Vietnam).
– Emotioneel gedrag heeft niet altijd te maken met echte gevoelens. Het gaat om een maatschappelijk vereiste voorstelling.
– Er is sprake van een duidelijk gemarkeerde rouwperiode.
– Er is in niet-westerse culturen een acceptatie van het horen van de stem van de dode en het zien van de dode zonder dat daar direct een stigma van psychisch labiel op wordt geplakt.
– In niet- westerse culturen is er sprake van een grote sociale betrokkenheid bij overlijden.
– Dood kan de band versterken tussen familieleden (in bepaalde delen van Afrika kan de vrouw worden toegewezen aan de broer van de man).
– Een volgend kind kan een reincarnatie zijn van de dode.
In westerse samenlevingen benadrukt men dat de dood uniek is en worden er veel woorden aan het afscheid gewijd maar er wordt weinig gezegd over herstel en verwerking. Dat is over het algemeen een individueel proces waar je zelf hard voor moet werken.
Het magisch-religieuze en bovennatuurlijke van veel niet westerse culturen, biedt de mogelijkheid troost te zoeken of het lot te beïnvloeden. Om gevoelens van machteloosheid te beteugelen heeft de mens rituelen nodig.
Migratie
Migratie kan worden gezien als een fase-overgang in een levenscyclus. Het aspect van rouw, van het verbreken van een continuïteit, speelt bij migratie een grote rol. Het aspect van rouw kan doorspelen in de relatie met jezelf, de ander en de tijd. In migrantengezinnen en bij vluchtelingengezinnen is vaak sprake van heimwee en van het gemis van een sociaal netwerk. Dit gemis wordt groter als man en vrouw niet geleerd hebben met elkaar te praten over hun gevoelens en gedachten. Volgens M. Mc Goldrick (In E. Carter en M. Mc Goldrick, The family life cycle, Gardner Press, New York, 1980) levert het ontkennen van culturele verschillen of het opgeven van de eigen cultuur problemen op, vooral op de langere termijn. Gedurende het latere leven of bij verminderd functioneren en bij de naderende dood heeft men weer behoefte aan herstel van de culturele banden. Adolescenten, de tweede generatie, verzetten zich vaak tegen de culturele waarden van hun ouders. Volgens Mc Goldrick is de derde en de vierde generatie vaak weer op zoek naar hun eigen oorspronkelijke identiteit.
Bij vluchtelingen en migranten vormen niet alleen de cultuur, het vluchteling-zijn, de rouw en het verlies van een referentiekader, maar ook het behoren tot een minderheidsgroep, economische factoren en de sociale klasse waartoe men behoort, aanleiding tot het ontstaan van problemen met zichzelf en de ander.
De dominante cultuur
In de dominante cultuur zijn er obstakels om rituelen uit te voeren. Immigranten uit andere culturen krijgen in landen waar ze zich vestigen vaak geen ondersteuning van de overheid om hun rituelen uit te voeren. Dit geldt voor migranten die naar Nederland zijn gekomen (o.a de Marrons), maar ook voor bijvoorbeeld een land als Israël, waar Joden uit allerlei landen naar toe zijn geëmigreerd. Zij moeten zich houden aan de regels van de overheid, begrafenisondernemers, werkgevers en scholen en kunnen daardoor hun eigen rouwrituelen en manieren van afscheid nemen niet uitvoeren. De gevolgen van het niet kunnen of mogen uitvoeren van de rituelen zoals men van huis uit is gewend, kunnen leiden tot schuldgevoelens en depressies.
Jongeren in Nederland
Jongeren die opgegroeid zijn in de Nederlandse samenleving en op scholen hebben geleerd hun eigen gedachten en gevoelens te uiten, zoeken naar een balans tussen rituelen die door hun cultuur/ religie zijn bepaald en een eigen persoonlijke invulling. Rituelen kunnen een helende werking hebben omdat ze leiden tot een groepsgevoel en groepsverbondenheid. Maar er zijn ook jongeren die aangeven dat ze de rituelen niet begrijpen omdat ze de taal waarin ze worden uitgevoerd niet begrijpen. Ook geven jongeren vaak aan dat ze meer ruimte willen om op hun manier bezig te zijn met hun verdriet en rouw. Jongeren ervaren het als een gemis dat er na de rouwperiode vaak niet meer gepraat wordt over de overledene. Ze krijgen van ouders vaak te horen dat ze ‘het’ maar moeten vergeten of dat ze hun verdriet om moeten zetten in bidden voor het zieleheil van de overledene (Wienese, G.W.J. Als je huilt, kraken de botten in het graf. M.G.V 99-6).
Het Project Rouw en Verlies in Verschillende Culturen
Het gemis aan communicatie in gezinnen waar de hierarchie een belangrijke rol speelt, het gemis van familie en een netwerk in Nederland vormden aanleiding tot het opzetten van het projet ‘rouw en verlies in verschillende culturen’, van De Jutters. Samen met jongeren, vertrouwenspersonen en geestelijk verzorgers is gewerkt aan het realiseren van de site www.troostvoortranen.nl: een site waarin jongeren uit alle culturen hun verhaal kwijt kunnen, herkenning vinden en antwoord kunnen krijgen op hun vragen en waar hulpverleners, ouders en docenten achtergrondinformatie vinden die hen kan steunen bij het begeleiden van kinderen en jongeren in rouw.
Ineke Wienese
. Wienese, G.W.J. Als je huilt, kraken de botten in het graf. M.G.V 99-6.
. Jong, J.T.V.M.; Schaik, M.M. van. Culturele en religieuze aspecten van rouw-en traumaverwerking naar aanleiding van de Bijlmerramp. Tijdschrift voor Psychiatrie jrg 36: 1994: nr4 p 291-303.
. Alwart, I.; Macnack, U.; Pengel- Forst. C.; Sarucco, M. Rouw en rituelen na de vliegramp. Ervaringen van allochtone hulpverleners. M.G.V. jrg 48: 1993: nr10: oktober p 1056-1066.