Als je over de Zuidwal loopt in Den Haag, kom je vanzelf langs de uitvaartwinkel ‘De Witte Lelie.’ Op de ramen hangt een plakkaat waarop te lezen staat:
‘De Witte Lelie zorgt voor complete uitvaartverzorging, uitvaartceremonies Chinese stijl, grafmonumenten, artikelen, bloemen en verzekeringen.
Chinese uitvaartverzorging ‘De Wittte Lelie’ verzorgt uitvaarten in de stijl van boeddhistische, christelijke en taoïstische culturen. In de uitvaartwinkel kunt u ook terecht voor traditionele grafkisten, ceremoniële artikelen en grafmonumenten.’
Op de Zuidwal wonen veel Chinezen. Er is chinees maatschappelijk werk, er is een chinees bejaardenhuis en er zijn chinese restaurantjes. Een buurt met leuke plekjes om te ontdekken, vlakbij het centrum.
Ik maak telefonisch een afspraak met de heer Fong voor een interview over zijn ervaringen als uitvaartondernemer. Als ik om zes uur, op een regenachtige maandagavond aankom, doet hij de deur open van zijn winkel en het is alsof ik in een andere wereld kom: ik zie in de schappen huizen van papier, horloges, drank, wasmachines, radio’s, kleren, schoenen. Je kunt het zo gek niet bedenken. Als een kind in een snoepgoedwinkel kijk ik vol verbazing rond.
De heer Fong legt me uit dat het allemaal voorwerpen zijn die we in dit leven gebruiken en die meegaan naar de andere wereld. Ze worden bij het graf ritueel verbrand. Mijn blik valt op twee poppen van papier die geblinddoekt zijn. Het zijn de beschermers van de dode, die als laatst bij het graf worden verbrand. De doek wordt dan ook pas afgedaan. Als een pop een levende ziet, is diegene de volgende die meegenomen wordt naar de andere wereld.
We gaan achter in de winkel aan een tafel zitten en mijnheer Fong schenkt chinese thee in terwijl hij vertelt…
Er zijn aan het werk als uitvaartondernemer veel nadelen verbonden
Mijnheer Fong is in Vietnam is geboren en is in boeddhistisch klooster in de buurt van Dalat opgegroeid. Zijn voorouders kwamen uit China. Hij is 35 jaar geleden naar Nederland gevlucht en is hier getrouwd en heeft een gezin. Zijn vrouw en hij werken overdag en doen het werk als uitvaartondernemer erbij. ‘Niemand wil dit werk doen, iedereen is bang voor de dood, zelfs de Chinese maffia komt niet in mijn zaak’, vertelt hij lachend. ‘Dat is weer een voordeel.’ De heer Fong vertelt dat er aan het werk als uitvaartondernemer veel nadelen zijn verbonden. Je kunt er door in een isolement raken. De traditie wil namelijk dat je in de maand waarop je iemand hebt begraven niet op bezoek mag bij famile, buren, kennissen of vrienden. Men gelooft dat je dan ongeluk brengt en de dood met je meeneemt. Het betekent dat je dan in die maand niet naar een geboorte van een kind mag en niet naar een verjaardag kan gaan. Mijnheer Fong heeft dit er voor over. Hij doet het werk vanuit betrokkenheid en om dienstbaar te zijn. ‘Wie doet het anders?’ zegt hij. Zijn vrouw is christen en helpt hem mee. Zij voert meestal de gesprekken met het gezin en de familie over hoe ze de uitvaart willen hebben en mijnheer Fong regelt weer andere zaken, zoals het vervoer van het lichaam naar het graf, de spullen die meegaan naar het graf e.d. Het is een zwaar beroep. De heer Fong kan dag en nacht gebeld worden door mensen uit China en over de hele wereld. Dat betekent dat hij ook midden in de nacht vaak gebeld wordt omdat het elders in de wereld dag is.
Aziaten zeggen niet dat mensen doodgaan’
De heer Fong: ‘Aziaten zeggen niet dat mensen doodgaan. Ze zeggen meestal dat ze iemand hebben verloren. Ze vermijden het woord doodgaan. Toen de moeder van een vriend van me was doodgegaan, ging ik op bezoek en ik vroeg waar zijn moeder was. Hij zei: ‘Ze is bij het altaar.’ Daar stond een foto van haar, met bloemen en wierookstokjes. Iemand is bij ons niet echt dood, maar gaat naar een andere wereld. De andere wereld stellen we ons voor als een wereld boven ons, een wereld bij het Licht. Die wereld is net als onze wereld. De familie geeft alles mee uit deze wereld,want men gelooft dat als doden tekort komen, ze terug komen om alle spullen van je af te pakken.
Als bij ons een familie binnen komt, kijken we op de maankalender om een gunstig tijdstip te bepalen voor de begrafenis. Dat tijdstip wordt bepaald door uit te gaan van de geboortedatum en van de sterfdatum. De plek waar iemand wordt begraven wordt door Feng Shui bepaald. Een professor in Den Haag, die daar veel van af weet, gaat dan naar de begraafplaats en bepaalt de richting van het graf en de plek waar mensen moeten staan. Om te troosten zeggen we meestal dat degene die is overleden naar een andere wereld is gegaan. De herinnering blijft, maar je moet er niet teveel meer aan denken want het boek moet dicht en de ander moet doorgaan met zijn leven.’
Als een familie de eerste keer in de uitvaartwinkel komt
De familie neemt als ze naar de uitvaartwinkel komen eten mee en koekjes. De vrouw van de heer Fong voert meestal het gesprek en er wordt besproken waar iemand wordt begraven, wat er gedaan wordt, hoe het aankleden gaat en het inkisten.
Mijnheer Fong laat me kleding zien voor mannen en voor vrouwen. Het aantal lagen kleding dat men aankrijgt moet altijd oneven zijn, omdat even getallen vaak ongeluksgetallen zijn. Een vrouw draagt negen kledingstukken. Als iemand onder de 60 is, is de kleur meestal blauw. Als iemand boven de 60 is, is het meestal zwart met goud. Wit wordt gebruikt voor het ondergoed. Fong: ‘Niemand durft dit soort kleding te verkopen. Het wordt vaak verstuurd naar Frankrijk of naar Duitsland. Je moet alijd vragen hoe de traditie is van mensen en je moet altijd weten waar de famile vandaan komt. Bij Chinezen uit Hongkong bijvoorbeeld zijn de rituelen weer anders dan bij Haka chinesen, die over de hele wereld verspreid zijn.’ De heer Fong vertelt dat Haka chinezen een soort zigeuners zijn en dat je ze met name tegenkomt in landen als: Vietnam, Laos en Indonesie. Je herkent ze vaak aan de grote grafmonumenten, de hoeveelheid bloemen bij het graf en het fotootje op het graf.
Een vrouw die zwanger is en een kind onder een jaar mogen meestal niet mee naar de begrafenis. Toch zijn er uitzonderingen. De heer Fong vertelt dat hij pas naar Frankrijk is geweest om een doek te brengen naar een zwangere vrouw die naar de begrafenis wilde van haar man. Het was een doek die de vrouw om haar buik moest binden om haar en haar kind te beschermen tegen boze geesten en het kwaad. Mijnheer Fong pakt uit een stapel doeken een zelfde doek die hij voor haar heeft meegenomen en laat hem aan me zien: een prachtige doek, diepblauw van kleur met afbeeldingen van kraanvogels erop.
De familie zoekt in de winkel spullen uit die ze mee willen geven naar de andere wereld en mijnheer Fong brengt dan die spullen en de twee poppen naar de begraafplaats. De heer Fong geeft me twee papiertjes: een van zilver en een van goud en hij vraagt me terwijl hij me een gevouwen papiertje laat zien waar het op lijkt. Ik herken er een bootje in, maar hij zegt dat het een chinees muntstuk voorstelt. Geld dat de nabestaanden meegeven zodat de dode in de andere wereld geld heeft om te betalen voor diensten die hij nodig heeft of om anderen om te kopen. De papiertjes worden door de familie, meestal door de kinderen, gevouwen. De heer Fong: Ik zeg dan altijd: ‘Geef aan je vader of moeder mee, wat hij/zij jou ook geschonken heeft.’ Dit vouwen van papiertjes in de vorm van muntstukken wordt na de begrafenis twee keer per jaar gedaan, bij Qing Ming (het gravenfeest) en Chung Yuan (het hellefeest). Het tijdstip voor de herdenkingen wordt bepaald door de maankalender. Meestal is het tussen maart en april en tussen augustus en september. Ook bij deze herdenkingen wordt weer kleding gekocht en drank en eten en dit wordt samen met brandende wierookstokjes bij het graf gezet. De heer Fong ruimt het de volgende dag weer op. Op ‘Nieuw Eyck en Duyn’, een begraafplaats in Den Haag, is een speciaal stukje grond voor Chinezen bestemd.
De graven worden niet geruimd. Men koopt een graf voor eeuwig en betaald vaak voor 60 jaar onderhoudskosten vooruit.
Geloof in geesten
Volgens de heer Fong geloven alle Chinezen in geesten. Hij vertelt om dit te illustreren de volgende anecdotes:
‘Vroeger ging ik bij een tante majong spelen. Ik won altijd. Op een gegeven moment belde ze me niet meer om te vragen of ik met haar majong wilde spelen. Achteraf bleek dat ze geloofde dat ik geesten om me heen had die me hielpen. Ik heb nu weer contact met haar maar speel geen majong meer met haar.’
De heer Fong lachend: ‘Ik ben bang voor zichtbare geesten, maar niet voor onzichtbare geesten. Boze of slechte geesten? Dat maken de mensen er zelf van.’
Fong: ‘Laatst kwam er een Chinese vrouw bij me in de winkel, die vertelde dat ze gedroomd had dat ze haar overleden man in China ergens op een straat zag lopen, in lompen gehuld. Voor haar was dat een teken dat ze moest zorgen dat ze nieuwe kleren voor haar man moest kopen. Daarom kwam ze naar de winkel om kleren te kopen en mooie schoenen. Deze kleren en schoenen heeft ze naar zijn graf gebracht en verbrand. Mensen dromen bij ons meestal over doden vanuit schuldgevoelens. Ze hebben de dode tekort gedaan omdat ze bijvoorbeeld de rituelen niet goed hebben uitgevoerd of niet genoeg spullen hebben meegegeven en krijgen dan in hun dromen tekens waaruit blijkt wat ze fout hebben gedaan of waarin wordt aangegeven wat de ander nog nodig heeft in de andere wereld.’
De heer Fong moet zelf alles regelen en doen bij een begrafenis. De familie heeft het liefst dat iemand in een ziekenhuis sterft. Fong: ‘Als iemand thuis sterft, zie je vaak dat de famile snel gaat verhuizen omdat ze bang zijn dat de geest van de overledene hen dan lastig valt. Ze willen de dode ook niet zelf met een auto naar de begraafplaats brengen. Al dat soort dingen doe ik.’ Hij vertelt dat een monnik die in het rouwcentrum komt om te bidden na de dienst meteen weer weg gaat. Hij gaat, wat bijvoorbeeld een priester wel doet, niet mee naar het graf. Een vrouw die achterblijft na bijvoorbeeld het overlijden van haar man, gaat meestal ook niet mee naar het graf. Ook ouders gaan niet naar het graf van hun kinderen omdat de traditie vereist dat kinderen naar ouderen horen te gaan en niet andersom.
De heer Fong: ‘Bij ons hoeven dat soort dingen niet. Ik zeg altijd: ‘Alles wat u doet, doet u uit uw hart. U mag er naar toe. Uw man zal u dat niet kwalijk nemen.’ De dag voor de begrafenis kookt de famile het lievelingseten van de overledene. Ze zetten het op de tafel, branden wierook en doen alle lichten in het huis aan, dag en nacht, zodat de geest afscheid kan nemen.
Pas als de famile weer terugkomt van de begraafplaats gaat het licht weer uit.
De ceremonie in het rouwcentrum
De monnik die de ceremonie in het rouwcentrum leidt, mediteert en zegt verzen op. Bij de kist staat een tafel met een foto erop van de overledene en er staat thee, wijn en eten op tafel. De monnik zegt tegen de vrouw of kinderen wat ze moeten doen, bijvoorbeeld thee inschenken, een wijntje inschenken of eten geven aan de gasten. Bij de ceremonie worden toespraken gehouden. Meestal wordt verteld waar iemand is geboren, wat hij gedaan heeft in het leven en wordt hij bedankt voor wat hij in zijn leven voor anderen heeft gedaan. Meestal doet de oudste zoon dit.
Als mensen komen om te condoleren wordt gezegd: ‘We delen uw verdriet. We zeggen niet ‘gecondoleerd’, omdat in onze ogen iemand niet echt overlijdt.’
Op de kist liggen bloemkransen. Een bloemstuk in de vorm van een traan is van de dochter, een bloemstuk in de vorm van een cirkel is van de zoon en symboliseert een rond leven. Het leven gaat door, net als de cirkel.
Aan de bloemstukken hangen linten waarop staat van wie het bloemstuk is, bijvoorbeeld: tante van moederzijde, ook wordt de rang vermeld, bijvoorbeeld: tweede of derde zus. De kist is vaak in de vorm van een lotusbloem. Mijnheer Fong laat me wat kisten zien die er in zijn winkel staan. Hij vertelt dat een lotusbloem in alle soorten omstandigheden kan groeien. Het leven van een mens is net als een lotusbloem. Het is niet afhankelijk van je voorouders hoe je leven er uit ziet. Het ligt aan jezelf wat je ervan maakt.
Sieraden van de vrouw, worden meestal meebegraven en in de kist gelegd, net als het horloge en de mobiele telefoon. ‘Van tevoren halen we er wel de batterijen uit, hoor,’ zegt de heer Fong. ‘We zullen ook nooit ruzie krijgen over sieraden bij een erfenis,’ zegt hij lachend.
Bij het begin van een ceremonie wordt er naar muziek geluisterd. Als mensen zelf geen muziek uitkiezen, kiest de heer Fong muziek uit. Hij laat me muziek horen die vaak gespeeld wordt aan het begin van een ceremonie.
Mijnheer Fong vertelt dat hij altijd aan de overledene vraagt hem mee te helpen de ceremonies goed te laten verlopen. Hij knielt voor de kist en vraagt de overledene om steun. Een ceremonie die in schril contrast staat met veel Nederlandse uitvaartondernemers die thuis komen of in het ziekenhuis met een vragenlijst waarop je meteen antwoord moet geven. Moet de kist tijdens de ceremonie bij het graf meteen zakken of moet hij blijven staan?
Tsja, tsja… als je daar niet over hebt nagedacht omdat daar bijvoorbeeld geen tijd voor was of omdat het de eerste keer is, schrik je erg.
Dan wat mij betreft liever een uitvaartondernemer die uit respect voor de dode, de dode om steun vraagt de rituelen goed uit te voeren en waarbij je tijdens een hapje en een drankje dingen kunt bespreken en ook nog kan fröbelen met het maken van papieren bootjes, muntgeld dat de overledene kan gebruiken in de andere wereld.
Zo kan je je dierbare nog heel wat meegeven en kun je nog iets voor hem of haar doen, waardoor je je minder machteloos voelt.
Meer weten, meer lezen?
www.boeddhistische-unie.be